Het textielmuseum


Het kleine textielmuseum is gelegen in het bijgebouw van het oude station en kan worden bezien door grote ramen. Het bestaat uit verschillende machines die oorspronkelijk afkomstig zijn uit de verschillende textiel-industrieën van Larochette.

Er is altijd in Larochette een textielverwerking tot doek en kleren geweest. Reeds in de middeleeuwen was aan de bevolking van Larochette door Jan de Blinde het voorrecht gegeven, tegelijk met vier weefgetouwen te werken, waar in andere dorpen slechts twee toegestaan waren. 
Oorspronkelijk werd in Larochette alleen wol uit de directe omgeving behandelt, van de Oesling to aan de Eifel. 

De wol werd eerst gewassen in grote ketels, de zogenaamde "Bidden" en gekookt met de toevoeging van ammoniak, die werd verkregen uit de urine van de inwoners. Reservoirs voor dit doel waren op de brug voor de ingang van de poort naar het dorp geplaatst. Zo is de term "Biddesécher" en "Biddestöpp" ontstaan voor de inwoners van Larochette. 

De zo ontvette wol werd geverfd, en op de zogenaamde "Schlompstack" bewerkt, een blok hout met een kam, waarop de wolharen in dezelfde richting gekamd werden. 
Het resultaat werd vervolgens tot draad gesponnen en verder verwerkt op een handweefgetouw tot doek. Had de wever een stuk van 25 el geweven, werd het weer gewassen en uitgerekt om te drogen op een raam en zo kreeg het uniforme afmetingen. 

Dit moeizame manuele werk gebeurde in kleine thuisarbeid, verkoopmogelijkheden waren op lokale markten en als leveranciers voor het leger, nadat keizerin Maria Theresia van Oostenrijk in 1749 had voorgeschreven, dat al het doek voor de uniformen moest worden gekocht in het land waar ze gelegerd waren. 

Langzamerhand specialiseerden zich de inwoners op verschillende stadia van het werk, omdat er machines en uitvindingen werden gedaan, en het de enkeling onmogelijk was, de aanschaffingskosten alleen te dragen. 

Zo begon de overgang van de huisnijverheid naar fabriek. Deze ontstonden, als gevolg van de benodigde waterkracht, langs de Ernz en Scheerbaach. Ook de wol kwam nu meer en meer uit Frankrijk en België. 

Met de uitvinding van de stoommachine begon het industriële tijdperk en geleidelijk ontstonden grotere bedrijven met mechanische weefgetouwen. 
Van 1870 tot 1895 waren de hoogtijdagen van het Felser doek, daar men door de Duitse douane-unie ("Zollverein") een enorme afzetmarkt had. Daarna echter werden ze uitgesloten van leveranties aan het leger en de economie unie met België bracht geen succes. Slechts drie fabrieken overleefden tot ze ook het onderspit delfden aan de textielcrisis in Europa van 1970 tot 1985 en hun productie stopzetten. Zo eindigde de zes-hondert-veertig-jarige textielverwerking in Larochette. 

Details van de verschillende fabrieken in Larochette: 
http://www.industrie.lu/stoffkleederfabriken.html (scroll naar beneden tot “Larochette”) 

Verdere industrie in Larochette : 

culture musee 2010 03 culture musee 2010 06

Kunst en Cultuur